Eergisteren vertrokken we uit Steenwijk onder een zacht windje naar de IJsselmonding, op zoek naar de aanlegplek waar we vorig jaar ook hadden gelegen. Dichterbij komend ontdekten we dat de tonnenmeesters van Rijkswaterstaat iets nieuws hadden bedacht, waardoor we een navigatie-probleem voorgeschoteld kregen. Om er te komen moesten we een lijn met ondiepteboeien passeren die er vorig jaar niet lag. Was het nu plotseling ondiep geworden ? En hadden we eigenlijk helemaal om moeten varen? Met één oog op de dieptemeter en één oog vooruit( ik heb nog een kwartier dubbel gezien) scharrelden we naar de ingang van de geul, waarbij we opnieuw verrast werden door een tweede rij ondiepteboeien die lagen waar we ze niet verwacht hadden. Uiteindelijk viel het mee, de ondiepteboeien hadden ze net zo goed weg kunnen laten, er was niets wezenlijk veranderd.
Een mooie plek. Bo huppelde met Nienke vrolijk langs het strandje, waar een groep Duitse jongeren, de opvarenden van de tweemast-klipper Avondrood, een kampvuur hadden aangestoken. Een driepoot boven het vuur droeg een metalen rooster waar ze bratwursten of iets dergelijks op roosterden. Toen we later samen, onder het licht van onze zaklampen, nogmaals langs kwamen, zaten ze genoeglijk bij het nagloeiende kampvuur. In het donker verstomden de vogelgeluiden en de honderden haften die ons achterdek als speelplaats hadden verkozen, trokken zich terug op het land om een dutje te doen.
De volgende ochtend werd ik tijdens het uitlaten van Bo opgeschrikt door heftig geklapper op het water. Ik zag eerst niet wat het was totdat een koppel zwanen, net los van het water, achter de struiken langs het water tevoorschijn vloog. De wind was gaan liggen en met een aangename Beaufort 2 in de rug, voeren we richting IJsselmeer. Het Ketelmeer was vrijwel leeg. De vrachtvaart hield zich keurig aan de geul die voorgeprogrammerd staat in pc navigo. Langs de dijk naar Lelystad werd het allengs drukker. Achteroplopende schepen voeren ons met 15-16 km/uur voorbij. Wij vonden een gangetje van 12 km/uur prettig genoeg. Met de stuurautomaat aan konden we een aantal stukken naast elkaar op het voordek zitten. Het wijdse uitzicht over de grootste plas van Nederland doet ons goed en gedachten over de ervaringen van tochten die we met onze zeilboten maakten borrelden omhoog.
De borrel in de vorm van een biertje in het Cafe van Durgerdam na aankomst smaakte ook goed, al waren de bitterballen die de serveerster ons aanried, niet wat we ons ervan voorstelden. Het waren er niet alleen maar 6, ze smaakten ook nog eens als lijmballen met een korstje van oud brood die te lang in oud frituurvet hebben liggen sputteren.
Weer terug aan boord hebben we ons getroost met een glas rosé en een paar nootjes tegen de ergste honger.
De nacht bracht een verrassing die ik achteraf niet erg op prijs stelde. Rond een uur of 6 kondigde zich een plasje aan dat geloosd wilde worden. We hebben niet voor een Frans bed gekozen, maar voor een grotere keuken, waardoor ons bed tegen de stuurboord zijde in het vooronder is gebouwd. Omdat ik een rechts-ligger ben en Nienke links naast we slaapt, moet er klimwerk verricht worden, als ik eruit wil en zij niet. De aangename gedachte om even bovenop haar te blijven liggen probeerde ik gezien het tijdstip te vermijden door op mijn knieën en gestrekte armen over haar heen te klimmen, een actie die me normaal gesproken goed afgaat.
Slaapdronken, vergat ik om mijn hand als steun uit te steken naar de kastrand aan de overkant van het gangpadje, hetgeen resulteerde in een rolbeweging naar de bodem van het schip op het moment dat ik mijn rechterbeen naar beneden zwaaide. Onzacht kwam ik ruggelings neer op het bovenste deel van de rechter bilspier(de 'musculus gluteus maximus'voor ingewijden) in de buurt van het stuitje. Nienke was door mijn gekerm direct klaarwakker en kwam me snel te hulp. Een opeenvolging van sensaties waren mij deel; zweten, het koud krijgen en misselijkheid tot licht in het hoofd. 'Niets gebroken' dacht ik terwijl ik mezelf vervloekte. Gelukje bij een ongelukje, het had beroerder kunnen uitpakken. Zo leer je de afmetingen van bed en omgeving hardhandig kennen. Inmiddels loop ik rond met een blauwe kont waar de arnicazalf zijn best mag doen.
Het waait als de pieten, koppen op de golven van het buiten-IJ waar we op uitkijken.
Een enkele zeilboot waagt zich onder fok alleen naar buiten. De vrachtschepen trekken zich nergens wat van aan.
We liggen hier prima en blijven nog een dagje.
Durgerdam 9-5-2015
Geen opmerkingen:
Een reactie posten