maandag 29 juni 2015

De Zen van het motorboot-poetsen en Mindfull varen

Sluis art

                         Terwijl mijn lief meditatief de boot zwabbert, stuur ik het schip zo 'Mindfull' mogelijk over het Mittellandkanaal. Het valt niet mee om niet afgeleid te worden, telkens als de zwabber met Nienke langs komt ben ik weer afgeleid en merk ik wederom dat ik niet in het 'hier en nu' ben. Die benen van haar, die zwabber en  weg is de concentratie. Zij zwabbert in Zen en ik stuur Mindfull de boot. Dit is niet eenvoudig zeg ik U, het is hard werken. 's Avonds zijn we beide bekaf van het Zennen en het Mindfullen. De ballen die uitgehangen moeten worden, de lijntjes die klaar moeten hangen, de boegschroef die aangezet moet worden, al dat gedoe voordat je de sluis invaart vergt de uiterste concentratie en vreet energie. We zien het dan ook als zware kost voor lichaam en ziel. Jazeker, Mindfull en Zen varen brengt je in een totaal andere toestand. Een toestand die heel wat anders is dan een avondje 'Boer zoekt vrouw' kijken of een potje patience op de computer. De stilte en het vage gebrom van de motor dat werkt als een ondertoon voor diepere gedachten brengt me als een zweefvliegtuig in hoger sferen. De zintuigen staan helemaal open, en het oordeel staat op nul. Alhoewel, Ik moet zeggen, het wordt wel lastig als de maag knort. Dan gaat het licht uit en is er alleen maar toekomst en speeksel bij de gedachten aan wat we gaan eten en wat we als aperitief zullen drinken.  
Motorboot-varen is een weg .......een vaarweg naar innerlijke verrijking. Het zich splijtende water voor de boeg van het schip dat zich opent als het nat van de aarde, om je doorgang te verlenen naar nog meer nattigheid. En dat hadden we genoeg, de laatste dagen, het heeft heel wat geregend. 
Het Mittellandkanaal wordt mooier naarmate we meer naar het oosten komen. 
Wolfsburg was in die zin niet de mooiste plek, wel interessant, want daar heeft onze VW Tiguan het  licht gezien, nadat hij door een keur aan robots en mensenhanden in elkaar gezet was. 
We bezochten Autostadt, een pretentieus project met een groot toeristisch gehalte om de grandeur van het Volkswagen concern ten toon te stellen. Design-gebouwen in overvloed met daarin evenzovele design projecten moeten je overtuigen dat ze daar bij Volkswagen heel goed bezig zijn. 
Ik wist niet dat automerken als Lamborghini en Bugatti door VW zijn ingelijfd. 
De stand van Lamborghini bezochten we, omdat we hoorden dat daar ieder half uur een audio visuele show was. Nu moet ik bekennen dat ik helemaal niets heb met zo'n plat scheurijzer, al was het alleen maar dat het erin en eruit stappen je een hernia bezorgt. Maar die show wilde ik wel zien. Het bleek niet om het zien te gaan. Als een stel makke, kwijlende schapen werden we in een soort kooi geleid, waar een juffrouw ons mededeelde dat we er ook weer uit konden via de deur met het lampje. Door de tralies keken we uit op een platte auto die tegen een zwarte wand was gemonteerd. Ik vermoed dat we moesten denken dat die auto bezig was met een potje steile-wand rijden. Nadat de juffrouw via de luidspreker had gemeld dat het geluid tijdens de show nogal stevig zou worden, zei ze nogmaals dat we de kooi konden verlaten via de deur met het lampje. 
Toen begon de show. Nou, ja eigenlijk begon er niet zo veel, behalve knipperende lichten en kleuren waarin de Lamborghini, voor als je dat zou willen, te koop is. Witte rookwalmen en veel, heel veel lawaai. Dat lawaai was bedoeld om te laten horen hoe een Lamborghini klinkt als je je oren dicht bij de uitlaat houdt. Dat wil ik dus niet. Het deed mij het meeste denken aan een aantal brullende leeuwen die synchroon gecastreerd worden zonder verdoving. Nee, voor mij geen Lamborghini, geef mij maar een Pollard met haar bescheiden motorgeluid, waarmee we zachtjes door het water glijden. 
Inmiddels zijn we Berlijn aan het naderen, en als gezegd het landschap wordt steeds fraaier. 
We zagen tot drie maal toe een rode of zwarte Wouw, een roofvogel, die in Nederland nogal zeldzaam is. Het voormalige Oost-Duitsland lijkt veel natuurschoon te bieden en ons is, volgens de boeken, meren met kristal helder water beloofd. 
Brandenburg wordt de volgende stop. Daar blijven we een dag. Vanaf nu gaan we langzamer aan doen. Nog mindfuller en nog meer de omgeving vieren....
Zo kan het ook

vrijdag 26 juni 2015

Nog meer Mittellandkanaal

Die kras had een staartje. Nadat we de schade-plek ter grootte van een plakje ongebakken bratwürst met de meegebrachte verf hadden bewerkt, bleek de kleur niet de juiste te zijn. Veel te donker en zeker niet de kleur van ons schip. Uit frustratie zijn Jan Dirk, onze vriend van het schip waar we mee opvaren, en ik een zondebok gaan zoeken. De havenmeester bleek een uitstekend slachtoffer. Eerst begonnen we hem te melden dat de steigers verwaarloosd zijn en veel te scherpe ijzeren punten hebben. Dit onder het slaken van verwensingen in de vorm van het opnoemen van Nederlandse plaatsnamen met een hoog dondergehalte als Dordrecht, Beuningen, Deventer en Zuidhorn. Bij die laatste plaatsnaam trok de goede man bleek weg. Toen we hem ook nog eens aansprakelijk stelde voor het ontbreken van een bord bij de ingang van de haven met de mededeling dat er zuiging optreedt als een binnenvaartschip passeert, ging hij op zijn knieën en begon luid te snikken. Om nog wat zout in de wonden te smeren, vroeg ik hem wat er met de fiets van mijn vader was gebeurd aan het eind van de oorlog. Daarop stortte de man volledig in en vroeg ons of we misschien een biertje van het huis wilden. Na de nodige biertjes hebben we hem de gebreken van de haven vergeven en vrede gesloten en gezamenlijk een 'wiedergutmachungs-schnitzel'( de term is gejat van Jiskefet ) gegeten. De schnitzel was lekker en de Salat-beilage 'herzhaft und frisch'. 
De nacht na de dag van de kras heb ik niet goed geslapen. Terugkerende beelden van steeds meer deuken en krassen in de romp van de Nine Marit bevolkten mijn onrustige dromen. Het ergste was dat ik het potje met de harder voor de verf niet open kon krijgen, hoe hard Jan Dirk en ik er later met z'n tweeën op los beukten.  
Inmiddels varen we al weer op het Mittellandkanaal. De warme miezer-regen uit een grijze wolkendeken valt gestaag en we luisteren naar NDR 3 cultur, een Duitse klassieke zender. Nog 4 uur te gaan naar  jachthaven Fallersleben even voor de Sülfeld sluis. Volgens een Duitse varensgast in Nienburg wordt het landschap na Brandenburg veel interessanter. 
Het ene na het andere Nederlandse vrachtschip passeert ons naar het westen. Het lijkt er het meeste op dat ze ladingen met zand en grint vervoeren. Moet Nederland opgehoogd worden? 
We zien ook grote jongens voorbijkomen met kolen of kolengruis en de enorme bergen met grijze steenresten doet me denken aan de winning van kalksteen dat verwerkt wordt tot cement. 

Op het Mittellandkanaal mogen de vrachtschepen niet hoger zijn dan 5.75 meter.
De bruggen zijn de beperkende factor. Omdat er schepen zijn die met hun kajuit die afmeting-beperking te boven gaan, hebben de botenbouwers er het volgende op gevonden. De hele stuurhut kan in het schip zakken, zodat het lijkt alsof de schipper gebukt achter zijn stuurwiel door een smalle spleet net over de lading heenkijkt. Het schip buigt met zijn "boven het dek uitstekende stuurhut" voor de bruggen. 
De sluis in Anderten heeft een vergelijkbare opzet als de sluis in Minden. We werden bijna 14 meter omhoog gestuwd. Achter in de sluis ging het met een collega sportboot-vaarder mis. Met de grootste moeite kon hij zijn schip bij de wal houden, motor in de vooruit en de boegschroef vol erbij. Alleen achter vastmaken in de sluis is niet handig. Heb ik eerder ook al eens gemerkt met ons zeilschip in de sluis bij Kornwerd.  Toen hij ons even later voorbij voer kon er geen blik in onze richting af..... laat staan een groet. Uit schaamte?
We tuffen vrolijk door. Volgende week wordt het mooi weer (zeggen ze).

P.S. Het eerste deel van deze blog berust niet op feiten. 

donderdag 25 juni 2015

Minden, het Mittellandkanaal en een kras

Rustig varen we over de Weser zuidwaarts. De landelijke omgeving, licht glooiend, met hier en daar bossages oogt vriendelijk en ongerept. Een enkele boerderij op een terp verscholen in het groen prijkt boven de graslanden uit. We zien velden met graan en vlas.Tussen het tere blauw van het vlas lichten felrode klaprozen op. We zien veel vogels, kuifeendjes, een eenzame zaagbek, ganzen en ooievaars. Die laatsten doen duidelijk niet aan de hen toegedichte geboortebevordering, want er wonen hier niet veel mensen.   
Buizerds en valken worden hier goed bediend, gezien het enthousiasme dat onze teckel had voor de vele muizenholletjes op het jachthaven-terrein waar we afgelopen nacht lagen.

Het sluizen gaat ons steeds makkelijker af. Het gebruik van de middenbolder op ons schip blijkt in de sluizen met slechts enkele verticale bolder-rijen de beste manier om ons schip te begeleiden. Met elk een lijn in de aanslag grijpen we beurtelings de bovenliggende bolder in de sluiswand, terwijl we zo'n 5 tot 8 meter omhoog gaan. De sluizen zijn groot en de vulling met water gaat rustig. Het is alleen lastig als er een beroepsvaartuig voor je ligt die zijn schroef niet uitzet.  
Er is weinig beroepsvaart op de Weser. In het algemeen varen de vol beladen schepen rustig. 
Het zijn eerder de 'sportboten' zoals de Duitsers zeggen die de meeste golven veroorzaken.  
Het plan is om met nog een tussenstop in Nienburg naar Minden te varen, alwaar we het Mittellandkanaal op gaan richting het oosten. Bij Minden komen we bij een kruising van vaarwegen, je zou kunnen zeggen een soort "dubbel aquaduct" van de Weser en het Mittellandkanaal, de laatste hoog boven de eerste verheven. Het moet volgens de pilot een spectaculair kunstwerk zijn, waarbij we ruim 10 meter omhoog gesluisd worden. 

De volgende dag.
Inderdaad het ging 13 meter omhoog in de sluis van Minden. In de sluis passen slechts schepen tot een lengte van 85 meter. Ze zijn druk aan het werk om alles nog een beetje groter te maken. 
De sluis invaren lijkt op het binnenvaren in een kasteel met een grote ophaalbrug net achter een korte tunnel in een buitenmuur. Die ophaalbrug ziet er uit als een guillotine en ik griezel bij de gedachte dat je er met je scheepje per ongeluk net onder ligt als die schuif van boven naar beneden komt. Met een luid geraas klapte de schuif dicht en leek het alsof we gevangen werden in een olifantenval van gigantische afmetingen. Het schutten gebeurde in golven, een stuk snel omhoog en daarna even rust. Naast de sluis liggen spaarbekkens van waaruit de sluis gevuld wordt. Blijkbaar willen ze van het bovenliggende kanaal geen waterstroom richting sluis hebben als er geschut wordt. Als je bedenkt dat de sluis en het Mittellandkanaal al in het begin van de vorige eeuw gemaakt zijn is dit een technisch hoogstandje. Naast de oude kanaalbrug over de Weser is inmiddels een nieuwere gebouwd. 
Het kanaal is vrij breed en af en toe kijkt je tussen de bomen door over het meestal lager liggende land, waar je dorpjes en boerderijen in een glooiend landschap ziet liggen. 
De beroepsvaart langs deze 'Vaarbaan' door midden-Duitsland jakkert lekker door. Ze mogen niet( wij ook niet) harder varen dan 12 km per uur, maar doen dat naar mijn smaak wel.  Door hun lading, laag in het water liggend, varen ze in het midden van het vaarwater. Er is gelukkig  genoeg ruimte voor ons om uit te wijken. 
Bij km-paal 135 zien we aan bakboord een grote afgeplatte berg die me doet denken aan Ayersrock in het grijs in het midden van Australië waar ik overigens nooit geweest ben maar wel foto's van heb gezien. Waarschijnlijk een afvalberg van een of andere mijn. 
De stop in Idensen, een klein haventje bezorgde me een klein trauma. Op het moment dat ik poogde Nine Marit in de box te manoeuvreren kwam er een groot binnenvaartschip langs die het haventje deels leegzoog, met als gevolg een beschadiging van de lak door een onzacht contact met een stalen  steigerpunt.  Gelukkig geen deuk maar alleen wat verfschade, waar inmiddels alweer een lik verf op zit. Klusje voor de schilder in de winterberging, om het mooi af te werken. De deuk in mijn ego, moet ik maar voor lief nemen. Weer een les geleerd; niet alleen het schroefwater maar ook de zuiging van voorbijgaande schepen doet je scheepje onverwachte kapriolen maken......

maandag 22 juni 2015

De Hunte, de Weser en Bremen


Het zou een saai stuk zijn, het Küstenkanaal naar Oldenburg. Met een snelheid van 10-11 km per uur tuften we tussen de bomen door, de stuurautomaat aan en af en toe een beetje bijsturen. Onderweg probeerden we op voorstel van onze vrienden, de bomen en planten die we zagen te determineren aan de hand van oude kennis, want een plantenboek hebben we niet aan boord. Staat inmiddels op het lijstje ' meenemen voor de volgende reis'. Het saaie stuk bleek zo minder saai als voorspeld. 
Surwold is een genoeglijk klein haventje waar we met enig gepiel achterwaarts in een box konden parkeren. Het manoeuvreren gaat me steeds makkelijker af omdat de afmetingen van het schip me eigen aan het worden zijn. Net zoals een buschauffeur zijn bewustzijn weet uit te breiden over de afmetingen van de bus, zo word ik in mijn bewustzijn zo groot als de boot. Ik kwispel met de kont van het schip als een blij hondje, al naar gelang de kant die ik op wil. Tevens merkte ik dat ik met het afgaande tij de Hunte af varend een beetje gas moest bijgeven om niet als een dronken eendje door het nat van de rivier te zwabberen. 
Naar stuurboord de Weser opvarend opent zich een wijdse rivier die ons deed denken aan de River Deben aan de oostkust van Engeland. Op beide oevers zijn strandjes waar het wemelt van de vogels, hier en daar een badgast en zelfs een enkele zeehond. Het stuk van de monding van de Hunte tot Bremen is nog ongeveer 35 km varen, aanvankelijk traag vorderend door het staartje van de ebstroom, maar later veel sneller door de opkomende vloed. 
De Weser bevalt ons wel en we zijn benieuwd hoe het landschap verderop eruit gaat zien. 
Nee, motorboot varen is beslist niet saai en we zijn 's avonds beiden moe alsof we een dag ingespannen gezeild hebben.  
Vandaag hebben we na aankomst een stukje Bremen bekeken. De altstadt heeft mooie middeleeuwse straatjes en een marktplein met een schitterend raadhuis waarvan een deel dateert uit begin 1400. Als Hanzestad doet Bremen met zijn altstadt enigszins denken aan steden als Antwerpen en Brugge, die geen echte Hanzesteden waren maar wel de dependances en kantoren bezaten. Rijk versierde gevels etaleerden de rijkdom die deze handelssteden in de loop der tijd vergaarden.
Terwijl wij met onze vrienden op de markt genoten van een plas troebel Duits bier in een heel groot glas, werden we opgeschrikt door een tram die dwars over het plein, de rails schurend, voorbij reed. Een belediging voor het raadhuis en al die mooie panden. Gelijk dichtgooien die rails en de paardenkoetsen in ere herstellen, zou ik zeggen. 
Op zondag was het Paula Modersohn-Becker museum open. Nienke kende haar van naam, ik had nog nooit van haar gehoord. Ze werd  in 1876 in Dresden geboren en woonde later in Bremen waar ze zich tot schilderes ontwikkelde. Bij het bekijken van haar schilderijen bekroop me het gevoel dat ze het werk van Gauguin en van Gogh had gezien en er door geïnspireerd was geraakt. Kleurgebruik en onderwerpen getuigen van een moderne blik in die tijd rond de eeuwwisseling. In de ogen van haar zelfportretten herken ik de dromerigheid en kwetsbaarheid van een gevoelige vrouw zoals we dat ook zagen in zelfportretten van de Friese schilder Jan Mankes, die in dezelfde tijd leefde. 
Ze is 6 jaar getrouwd met Otto Modersohn als ze haar vriend Rainer Maria Rilke toevertrouwd dat ze eigenlijk van hem wil scheiden. In Parijs werkt ze tot 4 maal toe gedurende een paar maanden en ziet onder andere het werk van Gauguin. Uiteindelijk gaat ze, samen met haar man Otto, terug naar Worpswede, het kunstenaarsdorp bij Bremen, waar ze  op 2 november 1907 haar dochter Mathilde ter wereld brengt en 18 dagen later, 31 jaar oud, overlijdt aan een longembolie. 

We lagen met de Nine Marit aan een drijvende steiger langs de noordkade (de rechteroever). Wonderlijke havenmeesters hebben ze hier in dit deel van Duitsland. Het zijn vaak oudere mannen, die naar het lijkt 'vrijwillig' tot havenmeester zijn gebombardeerd door de directrice van het oudemannenhuis. De man in Bremen is ook weer een fenomeen. Hij schatte minzaam de lengte van het schip van onze vrienden op 14 meter omdat er een rubber boot achter in de davits hing. Ze moesten dan ook €2 euro meer betalen omdat ze 2 meter uitstaken. Zijn fysiek deed me denken aan een  gekrompen Noorse trol en hij was slecht te verstaan, maar dat kwam waarschijnlijk omdat ik mijn gehoorapparaten niet in had. 
De havenmeester in Oldenburg was daarentegen een gezellige dikkerd die plat Duits sprak zodat ik  gewoon in het Nederlands met een quasi -Gronings accent mijn zegje kon doen.   
Wat me telkens weer verbaast is dat je voor weinig geld in Duitsland uitstekend kunt eten. Waarom kan dat niet in Nederland? Is de inkoop van het eten zoveel duurder dan in Duitsland? Of hebben ze in Nederland voor het personeel in de horeca een betere cao?
Wie legt me dat een keer uit?
Terwijl ik dit schrijf roffelt de regen op het dak en de vooruitzichten voor morgen zijn ook niet best.
Mag het nu eindelijk eens een beetje beter weer worden? De herfst is nog ver weg en zouden we niet eerst nog zomer krijgen? Gelukkig zitten we binnen droog en zeilpakken voor buiten in de kuip hebben we tijdens het varen niet nodig. Wat is motorboot varen prettig anders......



vrijdag 19 juni 2015

Over de Eems, Leer, een brugwachter die ook havenmeester is en de werf Meyer in Papenburg


                                  Op het zout van de Eems stuiven we met de vloedstroom mee naar het zuiden. Het water kleurt steeds bruiner van het, door de grote vrachtschepen omhoog gewoelde slib op onze weg richting  Emden, Leer en Papenburg. Aanvankelijk breed, versmalt de Eems zich naar het zuiden en doet mij denken aan stukken van het Lauwersmeer en het  Reitdiep in Groningen. 
Onze eerste stop is Leer waar ik in de jaren 70, net co-assistent, in de zomer een paar maanden mocht werken als arts-assistent op de afdeling Chirurgie. Er was in die tijd een groot tekort aan artsen in Duitsland en hulp vanuit Nederland was erg welkom. 
Binnenkomend na de sluis in de brede stadshaven werden we omzwermd door skiffs, viertjes en Canadese meermans kano's. Ik herkende niets van de omgeving, blijkbaar was de focus destijds op het ziekenhuis en de werkzaamheden aldaar groter dan de belangstelling voor het stadje.

Om een plek voor het schip te zoeken moesten we nog een brug passeren. De brugwachter die volgens de pilot ook de havenmeester is, liet lang op zich wachten. Na een half uur dobberen was er eindelijk een opening van de brug. Omdat we tijdens het varen door de brug wel iets uit het raam zagen hangen, een lichaam met een hoofd, nogal rood en gezwollen, maar zonder iets te zeggen, ontstond bij ons het idee dat de brugwachter in de uitoefening van zijn functie misschien was overleden. Toen deze man later, onder de pet van havenmeester, maar niet verscheen om het havengeld te innen begon ons idee steeds grotere vormen aan te nemen. Was hij inderdaad overleden en was hij na onze passage misschien ongezien voorover uit zijn brugwachtershuisje in het water gedonderd?  Het was wel vreemd dat de brug de volgende dag  weer werd geopend. Ik zag het hoofd niet, maar Nienke verzekerde me dat het een andere man was, die ons zonder om het verschuldigde havengeld te vragen, doorliet. 
Het oude stadsdeel van Leer is charmant en authentiek. Op de lange winkelstraat waren we echter snel uitgekeken. Een leuk marktje vlakbij, waar we met ons schip lagen, voorzag ons van allerhande heerlijk zomerfruit  en versgebakken brood uit een houtoven op een kar. 

Het tochtje naar Papenburg verliep vlekkeloos. Het water van de Eems wordt hier nog bruiner, de modder kolkt omhoog bij het passeren van een schip dat stroomafwaarts vaart. De sluizen draaien op een paar vaste tijden en niet altijd bij laag water. Een tjalk die iets te laat bij de sluis kwam werd niet meer geschut en moest 4 uur wachten tot de volgende schutting. Een vermakelijke discussie  over de marifoon of hij dan misschien behoorde tot de beroepsvaart omdat hij als 'sportboot' 15 meter lang was, kon de sluismeester niet vermurwen.
Papenburg is beroemd om de 'Meyer-werft'. Eén van de  werven die de grootste cruiseschepen ter wereld bouwen. We bezochten de werf onder het genot van een traag bewegende bejaarden-groep waar we bij mochten aansluiten. Er was ook een een stel met een jong kind dat regelmatig een keel opzette waardoor we de gids niet konden verstaan. Ondanks dreigementen en sussende woorden van de jonge ouders bleef het kind zijn desinteresse etaleren, wat ik best snap als je net 1 1/2 bent geworden. 
Het is een indrukwekkend gebeuren in die twee grote hallen. Er wordt aan meerdere schepen in delen gebouwd die later aan elkaar gelast worden. Een cruiseschip bouwen kost ongeveer een jaar tot 20 maanden!  De gastencabins worden elders compleet met bedden, verlichting en sanitair voorbereid en 's nachts met kranen van buiten naar binnen op hun plaats in het cruiseschip geschoven. 
Het meest spannende is de te waterlating en het vervoer over de Eems naar zee. 
Daartoe wordt het waterpeil van de Eems door sluiting van de stuw voor Emden kunstmatig verhoogd met 4 meter. Het cruiseschip gaat dan op eigen kracht achterwaarts, bijgestuurd door 2 slepers, achter en voor, richting Eemshaven, waar het verder geballast en zeewaardig wordt gemaakt. Daarna beginnen de proefvaarten en krijgt de nieuwe bemanning instructies voor het hanteren van het schip. Tot Eemshaven heeft de werf haar eigen kapitein en bemanning. De speelruimte tussen de bruggenhoofden onderweg naar Eemshaven is soms niet meer dan één meter aan beide zijden van het schip. 
Het moet een spectaculair gezicht zijn als zo'n zeereus over de Eems naar buiten wordt gesleept. 
De sluizen op de Eems zijn niet echt ingesteld op kleine schepen. De damwanden zijn vaak van staal met nissen waar fenders in verzuipen. Een fenderplank is een mooi middel om die nissen te omzeilen. Een plank van ongeveer 1 1/2 meter lijkt me voldoende om je schip zonder krassen en deuken door de sluis te loodsen. 
Vandaag varen we verder de Eems op, daarna via het  Küstenkanaal naar de Weser en Bremen.

P.S. De brugwachter is niet echt dood maar leeft nog.

woensdag 17 juni 2015

Over zwemmende mollen, een foute Oostenrijker en havenmeesters

De plannen om naar Duitsland te varen zijn eindelijk uitgekristalliseerd.
De Nine Marit lag al een tijdje aan haar landvasten te trekken om de waterwegen te bevaren.
We zijn onderweg voor een periode van 6 weken. De motor bromt gezellig onder de vloer en voor de boeg krult een mooie snor.
Het Bergumer meer met een prachtig langwerpig eilandje in het noordelijke deel bleek een prima stop voor een nachtje over. De wind woei hard uit het westen, maar we lagen mooi beschut aan de lijzijde van het eiland. Teckel Bo leefde zich uit op muizenholletjes en molshopen. 
Pas de volgende morgen realiseerde ik me dat het een eiland is waarbij dan de vraag rijst' hoe komen die beesten hier?' Kunnen muizen en mollen een paar honderd meter zwemmen? En al zouden ze dat kunnen, waarom dan naar een eiland zwemmen? Ik snap niet wat je als mol bezielt om zwemmend of misschien drijvend op een stuk hout op een eiland te willen belanden. 
En wat te denken van het volgende;  De volgende ochtend lagen er op de wal naast ons schip 3 verse molshopen. Had dat ermee te maken dat Bo in de buurt was, en wilde de mol aangeven dat er zijns inziens territorium moest worden afgebakend?
Soms vraag ik mezelf wel eens teveel af....
De sluis bij Gaarkeuken bracht een nare gebeurtenis in herinnering. Hier liepen we met ons nieuwe schip de eerste schade op. Een deuk in het berghout, pardon, het bergijzer bij de boeg. Vorig jaar op de terugtocht naar Sneek passeerden we deze sluis eveneens. Een groot binnenvaartschip maakte vast aan de bakboordzijde van de sluis, terwijl wij wachtten met binnenvaren tot hij vastlag. Onder de geopende brug voelde ik de druk om het auto-verkeer niet te lang tegen te houden. Zodra ik dacht dat het schip vastlag stuurde ik ons schip de sluis in om naast hem af te meren. Dat was iets te vlot. Op het moment dat we ter hoogte van het achterschip waren zette de schipper zijn schroef nog even in het werk, waardoor we met een knal tegen de sluiswand werden geblazen. Ik droom er nog wel eens van. Het is als die eerste kras op je nieuwe auto die je liever maar laat zitten in de hoop dat er dan geen nieuwe bij zal komen. De deuk zit er dus nog. 
De schutting verliep dit jaar vlekkeloos en een paar uurtjes later meerden we af in de Oosterhaven, waar we hartelijk werden verwelkomd door de met een Groningse tongval sprekende havenmeesteres. 
Tja, en dan moet er gebruik gemaakt worden van de gratis WiFi en dat lukt dan niet. Terwijl de havenmeesteres zei dat het wel zou moeten lukken. Met een bruuske beweging pakte ze mijn ipad uit handen en begon het zelfde te doen als vorig jaar. Ze verwijderde alle websites die ik bezocht uit de balk, onder gemopper dat er nog meer open stonden dan op de ipad van haar moeder. 'Daar wordt dat ding alleen maar traag van' mompelde ze temerig. Toen ze er na een paar minuten rommelen  bemerkte dat er echt niets gebeurde en de inlog-pagina niet verscheen, gaf ze me de ipad terug en zei dat ze iets moet regelen. Met grote stappen stoof ze over de steiger in  noord-oostelijke richting. Nog geen minuut later zag ik plotseling de inlog-pagina op het scherm verschijnen, blijkbaar ook een beetje temerig, Gronings temerig. Probleem opgelost, al moest ik ongeveer ieder kwartier opnieuw inloggen, maar dat was volgens de havenmeesteres 'vanwege de studenten', waarvan er naar haar zeggen nog al wat in de buurt wonen. 
We lagen er mooi, zo vlak bij het centrum. De halal-slager heeft het mooiste vlees voor een prikje
en de croissants van de Jumbo op de hoek van de Oosterstraat en het Zzzoederdaip zijn vers en lekker.   
Onderweg naar Delfzijl merkten we dat we onze mening over het Eemskanaal moesten bijstellen. 
Niet zo saai als we dachten en door de hogere zit in ons schip zagen we meer van het Grunninger land. Mooie boerderijen, zacht glooiende stukken land en hier en daar een gaswinning-station. 

Voor de Bloemhofbrug riep Nienke post Appingedam op voor een brugopening. We kregen te horen dat er van de andere kant nog een schip naderde. Het bleek een zeilschip te zijn getooid met de Oostenrijkse vlag, rood-wit-rood. Wij kregen een rood-groen licht te zien en concludeerden dat we als eerste door de brug mochten. De Oostenrijker dacht daar anders over en stoomde het aan zijn kant ongetwijfeld rode licht negerend, op naar de brug. Onze motorische remparachute werkte gelukkig goed en we wisten een in-de-brugbotsing te vermijden. Uiteindelijk zag de Oostenrijker zijn fout in, hij had immers zijn rood-wit-rood invaarverbod op het achterschip hangen en trok zijn schip achteruit om ons als eerste door te laten. Wij hebben hem niets gezegd en als echte Nederlanders alleen vuil aangekeken. Tenslotte weet je nooit of je deze man elders onder andere omstandigheden nog eens tegenkomt. 
De Abel Tasman haven in Delfzijl is een wat verlopen maffe oude haven met een even maffe havenmeester. Het invullen van de scheepsnaam en de overige gegevens wordt onderbroken met het vertellen van zijn levensgeschiedenis en de voordelen van het lage havengeld. Als blijkt dat hij het formulier zonder carbonnetje heeft geschreven, schrijft hij de letters, met het puntje van zijn tong naar buiten, nogmaals over, maar nu met het carbonnetje eronder. Teckel Bo houdt zich wijselijk gedeisd onder de stoel, zwaar geïmponeerd door deze in een drie dagen baard gehulde havenmeester met lage basstem. 
Aan de muur hangt een plakkaat met een aantal aanbevelingen 'hoe de havenmeester te benaderen'. Ik weet ze niet allemaal meer, maar  een nederige houding  is vereist en de man mag  niet dwingend of onbeleefd geadresseerd worden op straffe van verwijdering van het haventerrein voor zowel bemanning als schip.
Morgen varen we verder. Het zilte nat lokt (al zal het wel tijdelijk zijn als we de Eems opvaren).