maandag 22 juni 2015

De Hunte, de Weser en Bremen


Het zou een saai stuk zijn, het Küstenkanaal naar Oldenburg. Met een snelheid van 10-11 km per uur tuften we tussen de bomen door, de stuurautomaat aan en af en toe een beetje bijsturen. Onderweg probeerden we op voorstel van onze vrienden, de bomen en planten die we zagen te determineren aan de hand van oude kennis, want een plantenboek hebben we niet aan boord. Staat inmiddels op het lijstje ' meenemen voor de volgende reis'. Het saaie stuk bleek zo minder saai als voorspeld. 
Surwold is een genoeglijk klein haventje waar we met enig gepiel achterwaarts in een box konden parkeren. Het manoeuvreren gaat me steeds makkelijker af omdat de afmetingen van het schip me eigen aan het worden zijn. Net zoals een buschauffeur zijn bewustzijn weet uit te breiden over de afmetingen van de bus, zo word ik in mijn bewustzijn zo groot als de boot. Ik kwispel met de kont van het schip als een blij hondje, al naar gelang de kant die ik op wil. Tevens merkte ik dat ik met het afgaande tij de Hunte af varend een beetje gas moest bijgeven om niet als een dronken eendje door het nat van de rivier te zwabberen. 
Naar stuurboord de Weser opvarend opent zich een wijdse rivier die ons deed denken aan de River Deben aan de oostkust van Engeland. Op beide oevers zijn strandjes waar het wemelt van de vogels, hier en daar een badgast en zelfs een enkele zeehond. Het stuk van de monding van de Hunte tot Bremen is nog ongeveer 35 km varen, aanvankelijk traag vorderend door het staartje van de ebstroom, maar later veel sneller door de opkomende vloed. 
De Weser bevalt ons wel en we zijn benieuwd hoe het landschap verderop eruit gaat zien. 
Nee, motorboot varen is beslist niet saai en we zijn 's avonds beiden moe alsof we een dag ingespannen gezeild hebben.  
Vandaag hebben we na aankomst een stukje Bremen bekeken. De altstadt heeft mooie middeleeuwse straatjes en een marktplein met een schitterend raadhuis waarvan een deel dateert uit begin 1400. Als Hanzestad doet Bremen met zijn altstadt enigszins denken aan steden als Antwerpen en Brugge, die geen echte Hanzesteden waren maar wel de dependances en kantoren bezaten. Rijk versierde gevels etaleerden de rijkdom die deze handelssteden in de loop der tijd vergaarden.
Terwijl wij met onze vrienden op de markt genoten van een plas troebel Duits bier in een heel groot glas, werden we opgeschrikt door een tram die dwars over het plein, de rails schurend, voorbij reed. Een belediging voor het raadhuis en al die mooie panden. Gelijk dichtgooien die rails en de paardenkoetsen in ere herstellen, zou ik zeggen. 
Op zondag was het Paula Modersohn-Becker museum open. Nienke kende haar van naam, ik had nog nooit van haar gehoord. Ze werd  in 1876 in Dresden geboren en woonde later in Bremen waar ze zich tot schilderes ontwikkelde. Bij het bekijken van haar schilderijen bekroop me het gevoel dat ze het werk van Gauguin en van Gogh had gezien en er door geïnspireerd was geraakt. Kleurgebruik en onderwerpen getuigen van een moderne blik in die tijd rond de eeuwwisseling. In de ogen van haar zelfportretten herken ik de dromerigheid en kwetsbaarheid van een gevoelige vrouw zoals we dat ook zagen in zelfportretten van de Friese schilder Jan Mankes, die in dezelfde tijd leefde. 
Ze is 6 jaar getrouwd met Otto Modersohn als ze haar vriend Rainer Maria Rilke toevertrouwd dat ze eigenlijk van hem wil scheiden. In Parijs werkt ze tot 4 maal toe gedurende een paar maanden en ziet onder andere het werk van Gauguin. Uiteindelijk gaat ze, samen met haar man Otto, terug naar Worpswede, het kunstenaarsdorp bij Bremen, waar ze  op 2 november 1907 haar dochter Mathilde ter wereld brengt en 18 dagen later, 31 jaar oud, overlijdt aan een longembolie. 

We lagen met de Nine Marit aan een drijvende steiger langs de noordkade (de rechteroever). Wonderlijke havenmeesters hebben ze hier in dit deel van Duitsland. Het zijn vaak oudere mannen, die naar het lijkt 'vrijwillig' tot havenmeester zijn gebombardeerd door de directrice van het oudemannenhuis. De man in Bremen is ook weer een fenomeen. Hij schatte minzaam de lengte van het schip van onze vrienden op 14 meter omdat er een rubber boot achter in de davits hing. Ze moesten dan ook €2 euro meer betalen omdat ze 2 meter uitstaken. Zijn fysiek deed me denken aan een  gekrompen Noorse trol en hij was slecht te verstaan, maar dat kwam waarschijnlijk omdat ik mijn gehoorapparaten niet in had. 
De havenmeester in Oldenburg was daarentegen een gezellige dikkerd die plat Duits sprak zodat ik  gewoon in het Nederlands met een quasi -Gronings accent mijn zegje kon doen.   
Wat me telkens weer verbaast is dat je voor weinig geld in Duitsland uitstekend kunt eten. Waarom kan dat niet in Nederland? Is de inkoop van het eten zoveel duurder dan in Duitsland? Of hebben ze in Nederland voor het personeel in de horeca een betere cao?
Wie legt me dat een keer uit?
Terwijl ik dit schrijf roffelt de regen op het dak en de vooruitzichten voor morgen zijn ook niet best.
Mag het nu eindelijk eens een beetje beter weer worden? De herfst is nog ver weg en zouden we niet eerst nog zomer krijgen? Gelukkig zitten we binnen droog en zeilpakken voor buiten in de kuip hebben we tijdens het varen niet nodig. Wat is motorboot varen prettig anders......



Geen opmerkingen:

Een reactie posten