Op het zout van de Eems stuiven we met de vloedstroom mee naar het zuiden. Het water kleurt steeds bruiner van het, door de grote vrachtschepen omhoog gewoelde slib op onze weg richting Emden, Leer en Papenburg. Aanvankelijk breed, versmalt de Eems zich naar het zuiden en doet mij denken aan stukken van het Lauwersmeer en het Reitdiep in Groningen.
Onze eerste stop is Leer waar ik in de jaren 70, net co-assistent, in de zomer een paar maanden mocht werken als arts-assistent op de afdeling Chirurgie. Er was in die tijd een groot tekort aan artsen in Duitsland en hulp vanuit Nederland was erg welkom.
Binnenkomend na de sluis in de brede stadshaven werden we omzwermd door skiffs, viertjes en Canadese meermans kano's. Ik herkende niets van de omgeving, blijkbaar was de focus destijds op het ziekenhuis en de werkzaamheden aldaar groter dan de belangstelling voor het stadje.
Om een plek voor het schip te zoeken moesten we nog een brug passeren. De brugwachter die volgens de pilot ook de havenmeester is, liet lang op zich wachten. Na een half uur dobberen was er eindelijk een opening van de brug. Omdat we tijdens het varen door de brug wel iets uit het raam zagen hangen, een lichaam met een hoofd, nogal rood en gezwollen, maar zonder iets te zeggen, ontstond bij ons het idee dat de brugwachter in de uitoefening van zijn functie misschien was overleden. Toen deze man later, onder de pet van havenmeester, maar niet verscheen om het havengeld te innen begon ons idee steeds grotere vormen aan te nemen. Was hij inderdaad overleden en was hij na onze passage misschien ongezien voorover uit zijn brugwachtershuisje in het water gedonderd? Het was wel vreemd dat de brug de volgende dag weer werd geopend. Ik zag het hoofd niet, maar Nienke verzekerde me dat het een andere man was, die ons zonder om het verschuldigde havengeld te vragen, doorliet.
Het oude stadsdeel van Leer is charmant en authentiek. Op de lange winkelstraat waren we echter snel uitgekeken. Een leuk marktje vlakbij, waar we met ons schip lagen, voorzag ons van allerhande heerlijk zomerfruit en versgebakken brood uit een houtoven op een kar.
Het tochtje naar Papenburg verliep vlekkeloos. Het water van de Eems wordt hier nog bruiner, de modder kolkt omhoog bij het passeren van een schip dat stroomafwaarts vaart. De sluizen draaien op een paar vaste tijden en niet altijd bij laag water. Een tjalk die iets te laat bij de sluis kwam werd niet meer geschut en moest 4 uur wachten tot de volgende schutting. Een vermakelijke discussie over de marifoon of hij dan misschien behoorde tot de beroepsvaart omdat hij als 'sportboot' 15 meter lang was, kon de sluismeester niet vermurwen.
Papenburg is beroemd om de 'Meyer-werft'. Eén van de werven die de grootste cruiseschepen ter wereld bouwen. We bezochten de werf onder het genot van een traag bewegende bejaarden-groep waar we bij mochten aansluiten. Er was ook een een stel met een jong kind dat regelmatig een keel opzette waardoor we de gids niet konden verstaan. Ondanks dreigementen en sussende woorden van de jonge ouders bleef het kind zijn desinteresse etaleren, wat ik best snap als je net 1 1/2 bent geworden.
Het is een indrukwekkend gebeuren in die twee grote hallen. Er wordt aan meerdere schepen in delen gebouwd die later aan elkaar gelast worden. Een cruiseschip bouwen kost ongeveer een jaar tot 20 maanden! De gastencabins worden elders compleet met bedden, verlichting en sanitair voorbereid en 's nachts met kranen van buiten naar binnen op hun plaats in het cruiseschip geschoven.
Het meest spannende is de te waterlating en het vervoer over de Eems naar zee.
Daartoe wordt het waterpeil van de Eems door sluiting van de stuw voor Emden kunstmatig verhoogd met 4 meter. Het cruiseschip gaat dan op eigen kracht achterwaarts, bijgestuurd door 2 slepers, achter en voor, richting Eemshaven, waar het verder geballast en zeewaardig wordt gemaakt. Daarna beginnen de proefvaarten en krijgt de nieuwe bemanning instructies voor het hanteren van het schip. Tot Eemshaven heeft de werf haar eigen kapitein en bemanning. De speelruimte tussen de bruggenhoofden onderweg naar Eemshaven is soms niet meer dan één meter aan beide zijden van het schip.
Het moet een spectaculair gezicht zijn als zo'n zeereus over de Eems naar buiten wordt gesleept.
De sluizen op de Eems zijn niet echt ingesteld op kleine schepen. De damwanden zijn vaak van staal met nissen waar fenders in verzuipen. Een fenderplank is een mooi middel om die nissen te omzeilen. Een plank van ongeveer 1 1/2 meter lijkt me voldoende om je schip zonder krassen en deuken door de sluis te loodsen.
Vandaag varen we verder de Eems op, daarna via het Küstenkanaal naar de Weser en Bremen.
P.S. De brugwachter is niet echt dood maar leeft nog.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten