De plannen om naar Duitsland te varen zijn eindelijk uitgekristalliseerd.
De Nine Marit lag al een tijdje aan haar landvasten te trekken om de waterwegen te bevaren.
We zijn onderweg voor een periode van 6 weken. De motor bromt gezellig onder de vloer en voor de boeg krult een mooie snor.
Het Bergumer meer met een prachtig langwerpig eilandje in het noordelijke deel bleek een prima stop voor een nachtje over. De wind woei hard uit het westen, maar we lagen mooi beschut aan de lijzijde van het eiland. Teckel Bo leefde zich uit op muizenholletjes en molshopen.
Pas de volgende morgen realiseerde ik me dat het een eiland is waarbij dan de vraag rijst' hoe komen die beesten hier?' Kunnen muizen en mollen een paar honderd meter zwemmen? En al zouden ze dat kunnen, waarom dan naar een eiland zwemmen? Ik snap niet wat je als mol bezielt om zwemmend of misschien drijvend op een stuk hout op een eiland te willen belanden.
En wat te denken van het volgende; De volgende ochtend lagen er op de wal naast ons schip 3 verse molshopen. Had dat ermee te maken dat Bo in de buurt was, en wilde de mol aangeven dat er zijns inziens territorium moest worden afgebakend?
Soms vraag ik mezelf wel eens teveel af....
De sluis bij Gaarkeuken bracht een nare gebeurtenis in herinnering. Hier liepen we met ons nieuwe schip de eerste schade op. Een deuk in het berghout, pardon, het bergijzer bij de boeg. Vorig jaar op de terugtocht naar Sneek passeerden we deze sluis eveneens. Een groot binnenvaartschip maakte vast aan de bakboordzijde van de sluis, terwijl wij wachtten met binnenvaren tot hij vastlag. Onder de geopende brug voelde ik de druk om het auto-verkeer niet te lang tegen te houden. Zodra ik dacht dat het schip vastlag stuurde ik ons schip de sluis in om naast hem af te meren. Dat was iets te vlot. Op het moment dat we ter hoogte van het achterschip waren zette de schipper zijn schroef nog even in het werk, waardoor we met een knal tegen de sluiswand werden geblazen. Ik droom er nog wel eens van. Het is als die eerste kras op je nieuwe auto die je liever maar laat zitten in de hoop dat er dan geen nieuwe bij zal komen. De deuk zit er dus nog.
De schutting verliep dit jaar vlekkeloos en een paar uurtjes later meerden we af in de Oosterhaven, waar we hartelijk werden verwelkomd door de met een Groningse tongval sprekende havenmeesteres.
Tja, en dan moet er gebruik gemaakt worden van de gratis WiFi en dat lukt dan niet. Terwijl de havenmeesteres zei dat het wel zou moeten lukken. Met een bruuske beweging pakte ze mijn ipad uit handen en begon het zelfde te doen als vorig jaar. Ze verwijderde alle websites die ik bezocht uit de balk, onder gemopper dat er nog meer open stonden dan op de ipad van haar moeder. 'Daar wordt dat ding alleen maar traag van' mompelde ze temerig. Toen ze er na een paar minuten rommelen bemerkte dat er echt niets gebeurde en de inlog-pagina niet verscheen, gaf ze me de ipad terug en zei dat ze iets moet regelen. Met grote stappen stoof ze over de steiger in noord-oostelijke richting. Nog geen minuut later zag ik plotseling de inlog-pagina op het scherm verschijnen, blijkbaar ook een beetje temerig, Gronings temerig. Probleem opgelost, al moest ik ongeveer ieder kwartier opnieuw inloggen, maar dat was volgens de havenmeesteres 'vanwege de studenten', waarvan er naar haar zeggen nog al wat in de buurt wonen.
We lagen er mooi, zo vlak bij het centrum. De halal-slager heeft het mooiste vlees voor een prikje
en de croissants van de Jumbo op de hoek van de Oosterstraat en het Zzzoederdaip zijn vers en lekker.
Onderweg naar Delfzijl merkten we dat we onze mening over het Eemskanaal moesten bijstellen.
Niet zo saai als we dachten en door de hogere zit in ons schip zagen we meer van het Grunninger land. Mooie boerderijen, zacht glooiende stukken land en hier en daar een gaswinning-station.
Voor de Bloemhofbrug riep Nienke post Appingedam op voor een brugopening. We kregen te horen dat er van de andere kant nog een schip naderde. Het bleek een zeilschip te zijn getooid met de Oostenrijkse vlag, rood-wit-rood. Wij kregen een rood-groen licht te zien en concludeerden dat we als eerste door de brug mochten. De Oostenrijker dacht daar anders over en stoomde het aan zijn kant ongetwijfeld rode licht negerend, op naar de brug. Onze motorische remparachute werkte gelukkig goed en we wisten een in-de-brugbotsing te vermijden. Uiteindelijk zag de Oostenrijker zijn fout in, hij had immers zijn rood-wit-rood invaarverbod op het achterschip hangen en trok zijn schip achteruit om ons als eerste door te laten. Wij hebben hem niets gezegd en als echte Nederlanders alleen vuil aangekeken. Tenslotte weet je nooit of je deze man elders onder andere omstandigheden nog eens tegenkomt.
De Abel Tasman haven in Delfzijl is een wat verlopen maffe oude haven met een even maffe havenmeester. Het invullen van de scheepsnaam en de overige gegevens wordt onderbroken met het vertellen van zijn levensgeschiedenis en de voordelen van het lage havengeld. Als blijkt dat hij het formulier zonder carbonnetje heeft geschreven, schrijft hij de letters, met het puntje van zijn tong naar buiten, nogmaals over, maar nu met het carbonnetje eronder. Teckel Bo houdt zich wijselijk gedeisd onder de stoel, zwaar geïmponeerd door deze in een drie dagen baard gehulde havenmeester met lage basstem.
Aan de muur hangt een plakkaat met een aantal aanbevelingen 'hoe de havenmeester te benaderen'. Ik weet ze niet allemaal meer, maar een nederige houding is vereist en de man mag niet dwingend of onbeleefd geadresseerd worden op straffe van verwijdering van het haventerrein voor zowel bemanning als schip.
Morgen varen we verder. Het zilte nat lokt (al zal het wel tijdelijk zijn als we de Eems opvaren).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten