dinsdag 31 mei 2016

Een sprookje op Lyø.

Heel lang geleden was er eens een eilandje in de Kleine Belt. Het ligt er nu nog steeds. 
De koning van Denemarken vond het leuk om er op hazen en herten te jagen. Dat vonden de hazen en de herten niet leuk en riepen daarom de lokale heks te hulp. Ane heette ze en ze had twee zonen. Omdat de heks goed haass en herts sprak, begreep ze direct dat ze hier wat aan moest doen. 
De mensen op het eiland, dat tegenwoordig Lyø heet, vonden dat maar niets, omdat ze het een grote eer vonden dat de koning hun eiland uitzocht om er te jagen. Bovendien waren het de hazen en de herten die steeds hun moestuintjes kaal vraten. 
De heks was een grote dierenvriendin en had lak aan de koning die met zijn gevolg een puinhoop  van de jacht maakte. Met hun bogen schoten ze vaak net niet raak en dat doet pijn, zeiden de dieren. De heks was dan ook een meester in het verwijderen van pijlen uit oren en poten.
Haar twee zonen, Båne en Būne, bemanden de dieren- ambulance die ze zelf hadden gemaakt van 2 stokken en een wiel. Stiekem volgden ze de koning en zijn onderdanen en pakten vliegensvlug de gewonde dieren op om ze daarna snel naar hun moeder te brengen. Met een grote schort voor haar buik stond ze klaar om de dieren zo goed mogelijk te repareren of als dat niet meer kon pijnloos uit hun lijden te verlossen. Daar was ze heel goed in evenals het toebereiden van hertenbiefstuk en hazenpeper. 
Omdat de eiland bewoners vooral vegetariërs waren, vonden ze dat wat de heks en haar twee zonen deden niet bepaald leuk. 
De dominee van het dorp, Søffren Jensen, bedacht een plan om de heks en haar zonen onschadelijk te maken. Het was geen aardig plan. Neen, het was een heel naar plan. De heks zouden ze in zee gooien en als ze bleef drijven (niemand kon in die tijd zwemmen, er werd nog geen zwemles gegeven),was bewezen dat ze een echte heks was en zou ze terecht gesteld worden. Mocht ze zinken, jammer dan, ook niets aan te doen. 
Echter, er waren mensen op het eiland die het er niet mee eens waren. De zogenaamde heks deed ook goede dingen. Ze genas een peuter van 4 van zijn hersenschudding door hem 3 dagen te wiegen in een hangmat. En de koe van boer Jurre had een opgeblazen buik die ze met een trechter in de anus wist te ontluchten. Het hele dorp dacht dat er op de misthoorn werd geblazen. 
Vreemd want het was een zonnige dag.
De dominee was een nogal heet gebakerd mens en niet vies van een tikje hier en daar als het met woorden niet lukte. Omdat hij een vrouw die hem weerwoord gaf zo mishandelde dat ze er in bleef, kwam er een probleem voor het eiland bij. 
Maar zoals dat gaat, een dominee  kun je niet laten vallen. Dus hielden ze het drama stil.
De locale schout bij nacht, die toch al nooit wat te doen had, kreeg een zelf gebakken walnoten-brood en een fles vlierbessen-schnaps, om er geen werk van te maken. 
Ik heb begrepen, dat de dominee,schuldbewust, na zijn dood nog steeds onrustig rondspookt in het dorp en menig mens op een nevelige avond een doodschrik bezorgt. 
Maar laat ik niet afdwalen.
Hoe ging het verder met de heks en haar zonen? Zodra ze in de gaten kreeg wat er onder de eilandbewoners leefde en dat zij en haar zonen gevaar liepen, hing ze een groot bord op bij de kerk waarop stond dat ze, wat de mensen haar ook probeerden aan te doen, het eiland nooit zou verlaten. 
Haar beide zonen waren het daarmee eens. Trouwens de bakker ook, maar die speelde geen rol in het verhaal. 
Je snapt wel toen de heks onder de bezielende leiding van de dominee in zee werd gegooid zonk ze direct en verdronk. Haar twee zonen brulden van verdriet en sprongen hun moeder na. Ook dood, allebei. 
Het lijk van de heks werd in een doodskist verpakt en opnieuw in zee gegooid. De zonen zag niemand meer, bleken misschien toch te kunnen zwemmen. 
Het verhaal is daarmee niet ten einde. Die doodskist zocht niet het zeegat maar bleef hangen op een landtong van het eiland. De heks, al was ze eigenlijk dood, had de kist in steen veranderd. De stenen doodskist kist, bleef op het eiland en is nog steeds te zien op de punt van het eiland. 
20 jaar geleden was er een storm die de landtong waar de kist lag, wegsloeg en verslond in de golven. Nog geen week later lag de kist er weer. De heks heeft haar woord gehouden. Het eiland heeft ze nooit meer verlaten......
Vrij geïnterpreteerd naar twee legendes van het eiland Lyø.
Lyø is een prachtig romantisch eiland met mooie oude vakwerkhuizen.
We liggen hier mooi in de haven.

zaterdag 28 mei 2016

De Oostzee op, Kappeln,bierbuiken en naar Denemarken


De sluis in Holtenau, de poort naar de Oostzee, was een makkie. Heel veel ruimte in de grote zuidsluis, de kleinere noordersluis is buiten gebruik. Met minder dan 10 scheepjes worden we zonder te betalen naar buiten gesluist. Het schijnt te gevaarlijk te zijn om tegen de sluiswand naar boven te klauteren. Daarom behoef je voorlopig geen sluisgeld te betalen. Scheelt weer. 
Met de oostelijke wind was het aanvankelijk wel even wennen.  De koers naar het noorden en dwars inkomende golven is voor een waterverplaatser als ons schip niet aangenaam. 
Regelmatig zien we de horizon even verdwijnen als we uit de zijramen kijken, terwijl de borden in de kast tegen de binnenkant van de deurtjes klappen. Een antislip-matje en een kussen lossen dat probleem grotendeels op. Zelf vinden we de cakewalk niet zo erg en een paar graden de koers bijstellen naar de golven toe, maakt het waggelen direct veel beter te verteren.
Het is mooi op het wijdse water, en het korte tochtje over de Schlei naar Kappeln is door de glooiende hellingen met bloeiend koolzaad als van een stil makende schoonheid. 
We hebben een beetje stroom tegen. De betonning is goed aangegeven. Langs de kant zien we prachtig onderhouden witte huizen in oude stijl met rieten daken. 
Kappeln is verrassend authentiek. Leuke straatjes en een levendige boulevard met allerlei restaurantjes. In het visserijhaven langs de kade, zie ik gammele oude vissersbootjes waarvan de netten over de kade liggen uitgespreid. Lekker rommelig. De geuren van belegen vis verdringen  de geuren van de pizzeria verderop. 
Ronde welgedane dames en heren doen zich te goed aan 'Mai-Scholle mit Bratkartoffeln', terwijl er een goed glas weisser Burgunder bij gedronken wordt. 
Ik kijk even naar mijn eigen buikje dat ook niet bepaald meer een wasbord is. Ik stel vast dat het nog een beetje meevalt als ik het vergelijk met de gigantische buiken van de heren die op het laatst van hun zwangerschap lijken te lopen. Zou dat nou van het bier komen? En hoe houd je dat zaakje in balans? Je eigen knieën kun je niet zien, laat staan dat het een verdieping hoger lukt, als  je een plasje moet doen. Ik had vroeger een periscoop gefabriceerd van een kartonnen koker met twee spiegeltjes. Dat lijkt met nu ideaal als bezitter van een heuvelrug ter hoogte van je navel. Kun je ook controleren of je de rits wel hebt dicht gedaan, voordat je het restaurant weer inloopt. 
Het schijnt dat de hop in het bier een hormoon bevat dat lijkt op het vrouwelijk hormoon oestrogeen. Dat mannen behalve een bolwerk voor de deur ook borsten krijgen zou daar een verklaring voor kunnen zijn. Een plasje doen is dan niet alleen over de heuvel kijken maar ook nog focussen op het dal ervoor. 
Nu moet ik bekennen dat ik ook best wel een biertje lust, vooral de Belgische biertjes, maar ik compenseer dat met het regelmatig drinken van wijn. Je moet niet te eenzijdig innemen.

Na het dagje Kappeln voeren we over een rustig zeetje naar Denemarken, dat we van verre konden zien liggen. Høruphav is een ruime jachthaven op het eiland Als. In het weekend, ligt het er stikvol met Duitse zeilboten en een enkele motorboot( die van ons en onze vrienden). We waren gelukkig vroeg in de haven, zodat we een mooie plek konden claimen.
De oostenwind die overmorgen zou aantrekken tot een windkracht Bf 6 kunnen we in de beschutte baai van Dyvig een paar mijl verderop aan de Sønderborg-fjord over ons heen laten komen.
Nu genieten we voor het eerst van het haast mediterrane weer.....

woensdag 25 mei 2016

Otterndorf,over de Elbe naar Brunsbüttel,Rendsburg en een spookschip

                       


Alsof je door Drenthe vaart.

                       Tot aan de sluis in Otterndorf regent het. Het is meer een miezer die af en toe overgaat in een plensbui. De beroemde of beter gezegd beruchte lage Eisenbahnbrücke blijkt ineens bijna 3 meter hoog te zijn in plaats van  2.70 m. Er wordt bij laag water op de Elbe gespuid en dat scheelt gauw 20-25 cm. Ik vond het al vreemd dat we zo hard gingen toen we sluis naderden. 
De regen houdt het voor gezien, het is droog. De zon blijft verscholen achter een grijs wolkendek.
De sluismeester, een vriendelijke man, is gras aan het maaien. Hij verteld ons dat hij ons pas sluist als het water niet meer naar buiten stroomt. Een grote schuif die omhoog gaat geeft ons na een uurtje toegang tot de sluiskom. De sluismeester zegt waar we moeten gaan liggen. Het spannendste is het naar buiten varen. Een tunnel door de dijk met een gewelfd dak waar we net onderdoor passen geeft toegang tot de geul naar de Elbe. Heel langzaam,voorzichtig manoeuvrerend, weten we zonder de kanten van de tunnel te raken naar buiten te varen. Een uur na laagwater op de Elbe staat er nog niet veel water in de geul die deels is droog gevallen. Nauwkeurig langs de prikken aan bakboord sturend bereiken we het open water van de Elbe. 
Wind en stroom hebben we mee, maar ondanks dat staat er een dikke swell. Wel even wennen na al dat gladde binnenwater. Nine Marit doet het goed en surfend vanaf de achterop komende golven  stuiven we naar Brunsbüttel. Een half uurtje hobbelen op de wachtplaats voor 'sportboten'.
Samen met een  vrachtschip worden we geschut in de kleine sluis aan de oostkant. 
Naast ons worden in de grote sluis gigantische vrachtschepen geschut. Oppassen dus bij het verlaten van de sluis. Vlak buiten de sluis verrast ons de veerpont die vlak voor ons oversteekt. 
Bakboord uit varen we naar de jachthaven van Brunsbüttel. 
Na een boerennacht in de haven, we hoorden weinig van de grote schepen die 's nachts de sluis in voeren, vertrekken we over het Noord-Oostzee kanaal naar Rendsburg. 66 km in 6 uur. Het is rustig op het kanaal, de stuurautomaat helpt ons op de rechte stukken. 
Er is een schip op de AIS te zien dat we inhalen. Een schip dat er in werkelijkheid niet is. We kijken nog eens goed, maar echt er is geen schip te zien, een spookschip dus. Toch zien we duidelijk een schip met de naam J R Tolkien op het scherm. Nog gekker is dat de Tolkien volgens de AIS-gegevens harder vaart dan wij, 7.7 knopen, terwijl wij haar met 6.2 knopen voorbij varen.  Even voor Rensburg zien we haar weer op de AIS, 7.7 knopen varend, terwijl ze stil ligt. 
Laat dat schip nu ook nog eens het schip zijn dat onze zoon Jeroen over een dikke maand van Kiel naar Delfzijl moet varen. 
Wat is de betekenis van dit wonder? Moet ik hier een boodschap in zien? 
Of heeft iemand met een AIS transponder in zijn fiets een grap met ons uit gehaald?  We speuren de wegen naast het kanaal af, maar nergens een fiets te bekennen. Die visser op de kant kan het niet zijn, hij is te veel verdiept in zijn dobber. Of is de duif die daar vliegt eigenlijk een drone met AIS, bestuurd door een fervente Tolkienlezer in het bos?
We komen er niet uit. We opperen nog dat het misschien een onderzeeër is, al denk ik, dat die niet onder water mogen varen in dit kanaal. 
We hebben de plotter maar even uitgezet en weer aangezet, onder het motto; 'doet ie het niet, doe het opnieuw'. Het wonder was weg, opgelost, geen J R Tolkien meer te zien. 
Dankbaar maar nog steeds in verwarring varen we door en meren af in Rendsburg in een box die net past. 
Het is vrijwel windstil en zo is het morgen waarschijnlijk ook. Ideaal motorboot-weer. 


De sluis bij Otterndorf , door de dijk naar buiten.

Van Bremerhaven naar Otterndorf

Alsof er bakken grind op ons dak worden uitgestort klettert de regen in felle buien op ons neer. 
Een koude front heeft de warmte verjaagd. Het is 11 uur als we in de sluis van Bremerhaven liggen.
Wij, een driemanschap van motorboten hebben hetzelfde doel ; Over de Geeste  en het Hadelner Kanal van Bremerhaven naar  Otterndorf . 
De Geeste is tot aan de eerste sluis een getijdenrivier net als de Hunte. Links en rechts schuin oplopende slib met oude houten paalresten. Op strategische punten staan prikken die aangeven waar je het beste kunt varen. Het is opkomend water. Meanderend door de buitenwijken van Bremerhaven komen we na ongeveer drie kwartier bij de sluis. We kunnen er niet met drie schepen tegelijk in, zodat wij als derde schip moeten wachten op de volgende schutting. De sluis is slechts 5 meter breed. Met de fenders aan beide boorden houden we weinig ruimte over. Het gaat gelukkig langzaam en we komen onbeschadigd de sluis uit. 
Het armzalige landschap van oude flatgebouwen verandert plotseling in een lieftallig landschap. Glooiende weiden en bossages afgewisseld met moerassen waar kleine vennetjes verscholen liggen in de lagere delen. Huizen of boerderijen zijn er nauwelijks. De weinige tekenen van menselijke arbeid bestaan uit afwateringsslootjes met kleine betonnen afsluitbare duikers en langs de waterlijn zien we resten van een wal-beschoeing die zijn beste tijd heeft gehad. Het Hadelner Kanal, zoals het verderop heet, wordt niet meer intensief onderhouden omdat er door beroepsvaart  geen gebruik van wordt gemaakt. 
Onderweg wordt de beloofde diepte van 1.50 meter op meerdere plaatsen niet gehaald. We meten soms helemaal geen diepte met onze diepgang van 1.10 meter en raakten met de schroef een tak of een stuk hout.
Het landschap maakt veel goed en ondanks de buien genieten we van deze tocht. 
Het plaatsje Bederkesa, ik kan de naam maar niet in mijn kop krijgen, is een kuuroord voor de meer vermogende Duitser. Om het haastige leven een paar dagen te ontvluchten en je hier te laten verwennen lijkt het me een aangename plek. 
We liggen aan een nieuwe steiger met een haag van rododendrons. De meeste zijn in bloei, een deel nog in knop. Grote oude bomen verhullen het parkachtige kuuroord, waar ik echtparen of iets dergelijks, zachtjes met elkaar keuvelend of in stilte, zie rond wandelen. 
Aan de andere kant kijken we uit over een groot meer dat helaas alleen toegankelijk is voor  roeibootjes en zeilbootjes. 
Het is stil op het water, we liggen met 4 boten aan de steiger. Het lijkt wel of de natuur door de regen is verstild. Alleen de vogels laten van zich horen. Het is opgehouden te regenen . Er is nauwelijks wind. Het meer is verlaten. Een fietser beklimt met moeite de ronde loopbrug over het kanaal, zijn hond volgt hem gedwee...

maandag 23 mei 2016

De Hunte, de Weser en een Kogge replica

Varen met 6 knopen is een prima snelheid. Als het dan ineens ruim 9 knopen worden is het alsof we laagvliegen. Op de Eems was dat ook al, en nu kregen we het met de Nine Marit nog eens rauw geserveerd. Terwijl de wallenkanten van de Hunte en de Weser steeds droger werden, en het zilte water door pas gevormde minigeultjes in het slib, zijn weg zocht naar het midden van de stroom, hield ons schip af en toe niet goed zijn spoor door al de stroom-wervelingen. Pas later, toen de Weser breder werd lukte dat beter. De stuurautomaat doet zijn werk geweldig. Af en toe  moeten we een paar graden bijstellen naar bakboord of stuurboord, om een snel naderende rode ton te ontwijken. Kijkend naar de wal leken we helemaal niet zo hard te gaan. Toch gaf het klokje wel degelijk aan dat we ruim 18 km per uur voeren. 
Vreemd, zo gewoon als het is om op binnenwater in km per uur te rekenen, zo gewoon verandert dat op zeewater in rekenen in knopen. In ruim 4 uur voeren we van Oldenburg naar Bremerhaven.
 
Voor de sluis van de Neuhaven moesten we wachten. Eerst kwam de Mercedes, een Nederlandse brik(tweemaster met ra-zeilen), nog naar buiten door de sluis. 'Een rondje met gasten', zoals we hoorden over de marifoon.
De ebstroom liep nog door zodat we zachtjes met de motor in de vooruit pas op de plaats maakten. 
Een replica van een Kogge zou ons voorgaan in de sluis. Het schip lijkt wel een uit de krachten gegroeide asymmetrische houten slakom zoals die populair waren in de jaren zeventig. Er mee zeilen deden ze niet. Uitgerust met een dikke motor en rijkelijk omhangen met plastic ballen is het wel een anachronisme. Op afstand leek het wel aardig. Van dichtbij zag ik dat de houten romp  van onderen tot vlak boven de waterlijn ineens van metaal bleek te zijn. Op het moment dat we de sluis invoeren hadden onze vrienden met hun schip de grootste moeite om af te meren doordat de Kogge zijn schroef liet draaien. Over de reling hingen zomers uitgedoste luid zingende vakantiegangers met een camera op hun gewelfde buiken. Wij parkeerden ons schip naast de Kogge.
Nadat de sluis was volgelopen, zei de schipper vanaf het hoge achterdek dat wij er als eerste uit mochten achter een zeilbootje dat voor ons lag. Terwijl hij het zei en wij losmaakten, deed hij  doodleuk het zelfde. Wegdrijvend naar het midden van de sluis werden we bij het wegvaren bijna geplet tussen Kogge en drijfsteiger.
Sluizen, het blijven spannende momenten. 
De Neuhaven is een ruime en moderne haven met grote vingersteigers waar het goed aanleggen is. 15 euro voor een nacht vinden we bepaald niet duur. En via een stempelkaart krijg je bij langer liggen na 6 nachten een nacht gratis. 
De dijk langs de Weser ligt vlakbij en Bo kwispelt over het gras als was hij bezig de vloer te zwabberen. Met een 12 maanden oude teckel op de boot naast ons heeft hij inmiddels vriendschap gesloten. Leuk om te zien hoe hij als een wijze opa zo rustig met het enthousiaste gedol van een pup omgaat. 
Tip: het Scheepvaartmuseum in Bremerhaven is de moeite waard. 
De stad zijn we op deze zondag niet in gelopen, volgens onze vrienden was er niets te beleven. We zijn blij in deze fraaie haven.
Morgen de Geeste op naar Otterndorf. 
Het regent en de temperatuur is ruim 10 graden gekelderd. 

donderdag 19 mei 2016

De hulp-machinist

Hij is 78 jaar. Ziet er jonger uit, een rond gezicht en een rond buikje.  Altijd gevaren op zee, en nu al weer bijna 20 jaar gepensioneerd.
Argeloos vraag ik hem wat hij in zijn leven voor werk heeft gedaan. 
Dat heb ik geweten. Hij is meer dan een uur aan het woord en weet niet van ophouden.
Eindelijk iemand, ik dus, die luistert. Mijn onderbrekingen  en pogingen om het gesprek over te nemen, mislukken keer op keer.  Langzamerhand zakt de moed in mijn schoenen en voeten, die al behoorlijk koud beginnen te worden. Op het terras van de yachtclub van Surwold, dat meer weg heeft van een schuur dan van een gelegenheid ter aangename verpozing voor gestresste motorboot-vaarders, zit ik aanvankelijk ook met de havenmeester aan de tafel met de man die ons lijntje bij de steiger aanpakte. Toen zijn biertje op was de havenmeester snel verdwenen. Zeker omdat hij het helemaal  mis bleek te hebben met een veronderstelde waterweg door zuid-Denemarken naar de Noordzee. Misschien was hij in verwarring met het Noord-Oostzee kanaal, maar die ligt toch echt in Duitsland. 
De 78 jarige had een verhaal, een lang verhaal, zijn levensverhaal.  En ik luisterde. 
Als schoonmaker begonnen op een vrachtschip dat over de wereld zwierf, klom hij steeds verder op. Hij zei onderweg in al zijn bezigheden veel geleerd te hebben. Op mijn opmerking dat hij een man van de praktijk was, antwoordde hij bevestigend. Ik vroeg hem of hij niet liever ingenieur was geworden. Voor studie was geen geld. Hij was geboren in een dorp en ze waren bepaald niet rijk. Voor een hogere opleiding moest vroeger betaald worden. Hij heeft meerdere technische beroepen gehad, steeds opklimmend naar een hoger plan. 
Vol trots beschreef hij de reactie van een ingenieur die hem prees over zijn werk aan een stookketel in een groot passagierschip waar hij 8 jaar op voer als hulp-machinist. Ik heb niet alles begrepen van wat hij vertelde over de techniek. Hij vond het nodig om me precies uit te leggen hoe de pijpen en buizen liepen en op elkaar aangesloten moesten worden. De uitleg over een reparatie van een lekkend compressievat, deed zijn oogjes glimmen. Hij genoot.
Zijn grote handen, nu, jaren later, zonder de eeltplekken van een harde werker, gebaren rusteloos. Twee vingernagels zijn misvormd, een erfenis van een minder geslaagde handeling tijdens zijn werkzaamheden. Hij kijkt me nauwelijks aan en lijkt in een andere wereld, zijn oude werkzame wereld. 
Op het moment dat hij me over stookolie en het bunkeren daarvan wilde onderwijzen, zag ik mijn kans schoon hem in zijn woordenstroom te onderbreken. Ik vroeg hem waar hij zijn diesel voor zijn schip haalt. Dat bleek een minder geslaagde vraag. Hij haalt het bij de gewone 'tankstelle'. Met kanisters, tankjes. 
En dat is nou net niet iets waar ik niet veel trek in heb. Schouwen met tankjes diesel voor je bootje. 

Met de smoes dat mijn vrouw niet weet waar ik blijf, neem ik afscheid van hem en bedank hem voor zijn levensverhaal, waarop hij me vriendelijk een 'Bis morgen, dann sehen wir uns wieder' toewenst. 

woensdag 18 mei 2016

Een lastige keuze en Eems racen


Het plan om vanuit Emden naar Wilhelmshaven en vandaar over het wad naar Bremerhaven te varen hebben we los gelaten. 
De Kaiserbalje over het wad in de Jade is volgens de twee Duitsers uit Wilhelmshaven, die we in Appingedam raadpleegden, een onbetrouwbaar en lastig te bevaren wantij. Er staat bij hoogwater veel water, maar de prikken zijn slecht onderhouden en staan soms onder water. Bij noordwesten wind staan er al snel brekers door richels in de bodem. Je hebt slechts 1- 1 1/2 uur de tijd om over twee wantijen te gaan.
De plaatselijke zeil-en motorbootclub organiseert jaarlijks in het voorjaar een begeleide tour over de Kaiserbalje. Helaas waren we daar te laat voor.
Om er dan toch voor te kiezen naar de Oostzee te varen, is er vanaf Delfzijl behalve de route over zee en het Duitse wad alleen de route over de Eems en het Küstenkanaal, een route die we vorig jaar ook volgden, toen we naar Berlijn gingen. Een veilig alternatief gezien het onbetrouwbare wisselvallige weer. 
Dus we voeren de Eems op, aanvankelijk nog hobbelig door de grote coasters die ons met een rotgang voorbij voeren richting Emden.

Het was een feest. Voor Emden werden we gefilmd door een televisieploeg aan boord van de Duitse en de Nederlandse kustwacht die met ons opvoeren. De Nederlandse  kustwacht liet even zien hoe hard ze kon varen, terwijl er van af de Duitse kustwachtboot werd gefilmd. En laten wij nu met ons schip net ik hun blikveld liggen.
Het snelle rondje om ons scheepje, resulteerde wel in een golf die we als een paard, springend  over een hoge heg, moesten bedwingen. Teckel Bo werd verticaal gelanceerd en belandde boven op de tafel. Wij zelf hadden ons gelukkig voorbereid door twee kussens op onze hoofden te zetten die we klaar hebben liggen in geval van dit soort waterhobbels. Motorboot-varen is echt anders dan zeilen. Al was het met onze Cornish Crabber eveneens geen pretje als we opgelopen werden door een haastige Urker visser bij een tochtje naar Terschelling.
Ons feestje ging nog een paar uur door. Naarmate de vloedstroom doorzette, voeren we op de Eems steeds harder. Gaan we normaal 10-11 km per uur bij een toerental van 1900 rpm, raceten we nu met een snelheid van 17-18,5 km per uur de Eems op. In een super-vlugge scheet waren we bij Papenburg en scheurden langs de Meyerwerft, waar we besloten ons nog maar wat verder mee te laten sleuren naar de eerste sluis, de Herbrum-sluis. 
Alles zat mee en rond 21 uur hadden we de sluis gepasseerd samen met een Nederlands vrachtschip, die het achter de sluis voor gezien hield, en afmeerde om daar te gaan slapen.
Een kilometer achter de sluis vonden we een klein idyllisch jachthaventje waar we onze oren op het kussen hebben gelegd. 
Nu we wederom dit stuk hebben gevaren, valt het ons op hoe mooi dit deel van de Eems is. Eén en al natuurgebied en prachtige oevers met zelfs een paar zwarte Wisenten of Bisons in de wei. 
Is het water van de Eems aanvankelijk erg modderig, na de sluis is het helder zwart, een diep zwart zoals je dat verwacht in moerassige gebieden.
Voor het eerst hebben we de fenderplank gebruikt. Twee fenders in het midden van het schip en daar buiten op een plank die we met twee lijntjes aan railing hangen. Ideaal in een sluis met zogenaamde "Spundwanden". Die wanden bestaan uit metalen U-delen die beurtelings naar buiten en naar binnen zijn gericht. Een fender past er precies tussen en kan datgene waarvoor hij is bedoeld niet waarmaken. De plank als overbrugging tussen de ribbels lost het probleem op. Lekker stijgen en dalen zonder krassen.
We verwonderen ons over al het rijke jonge groen. De vogels delen hun gezang in een groots opgezet concert. De meimaand bekoort ons telkens weer.
Nu even rust in Surwold, morgen naar Oldenburg.

zondag 15 mei 2016

Groningen -Appingedam

Bibberend van de kou gooien we de trossen los in de Reitdiephaven in Groningen. Volgens de weer-juffrouw op de radio de koudste pinksterdag sinds 80 jaar. Schitterende wolkenluchten, dat wel. 
Helemaal alleen worden we vlot door de bruggen van Groningen geleid. Een brugwachter op de fiets peddelt van de ene brug naar de volgende om ons doorgang te verlenen. Het is een beetje nostalgie. Wat is het aardig om door onze studentenstad te varen en het centrum vanaf het water te bezien. Woonschepen en oude ontmaste tjalken,spitsen en klippers die nu als woonhuis zijn omgebouwd. Hoe oogden ze toen ze nog voeren als binnenvaartschip, zeilend of op de motor om hun lading naar een stad of een dorp elders te vervoeren?
Op het Eemskanaal zijn de wolkenpartijen boven het geboorteland van schrijver Auke Hulst nog indrukwekkender. Het Groninger landschap met ritmische bomenrijen, ligt aan weerszijden lager dan het kanaal, uitgerold als een wijds groen tapijt. Hier en daar duikt een eenzame boerderij op boven de uitgestrekte weiden met jong gras. 
Een enkel citroengeel koolzaadveld licht fel op door de zonnestralen die af en toe tussen de wolken door piepen.
We varen richting Delfzijl, maar waren nog nooit in Appingedam. Zelfs in de Groningse  studententijd was het stadje niet interessant in onze ogen. Dus nu maar eens wel naar dit stadje. 
In de sluis zakken we ruim 1 1/2 meter en varen door een ondiep smal vaartje dat vroeger ongetwijfeld een getijde-geul is geweest. 
Voor de brug is het even puzzelen. De meldknop voor de brug zit op een onmogelijke plek. Op een paal 3 meter voor de brug waar Nienke als een uithangbord boven de boeg met gevaar voor overboord vallen, merkt dat hij niets doet. Iets verder, niet te lezen zonder verrekijker met vergrootglas staat dat we de brugwachter moeten bellen op een 06 nummer gevolgd door een code met de geuzennaam van James Bond, 007 gevolgd door een #. Om zijn lunch( van de brugwachter) niet te verstoren hebben we braaf een uur gewacht bij een walletje voor de brug met als cadeau, het schip vol met afgewaaide bladeren en takjes. Het lijkt wel herfst. 

De beloning voor het wachten is groot. We worden een uur later vlot geholpen en krijgen een mooie plek in het charmante kleine haventje midden in het centrum.
2 hanige Duitse motorboten, met brullende motoren, dreigden ons bijna aan te varen bij het verlaten van de haven, net toen we ons hadden geïnstalleerd op de buitensteiger. 
Blijkbaar moet je je met Pinksteren haasten, al is het niet in verticale maar in horizontale richting.
Het "de geest krijgen" kun je zo het lijkt op verschillende manieren beleven.
Het oude centrum van Appingedam is de vlag op een winderige terp.  Er staan mooie oude 16e en 17e huizen langs de oude Delf, die tegenwoordig Damsterdiep heet. Huizen waar vroeger de rijke handelaars woonden voordat Groningen Stad de rol als handelsstad over nam in de 18e eeuw. 
De Delf was een afwateringskanaal dat rond 1000 na Chr. is gegraven om het water van de zuidelijker gelegen hoogveengebieden af te voeren ten gunste van de lagere kwelders. 
In de 14e eeuw bouwden monniken 3 sluizen bij de monding van de Delf. Delfzijl ('zijl' betekent sluis) dankt er zijn naam aan. Groningen bedreigde de handels-invloed van Appingedam in de 'Ommelanden' en slaagde daar in de loop der tijd steeds beter in, door geweld en politieke verdragen. Het Eemskanaal dat in 1876 werd gegraven en de spoorlijn Groningen Delfzijl (aangelegd in 1884) zorgde ervoor dat Delfzijl een belangrijke economische haven werd waarbij Appingedam nog meer aan betekenis verloor. 

Het regent weer en er staat een gure wind. We troosten ons met een glas prosecco ( of de lege fles de glasbak morgen of vandaag zal bezoeken weet ik niet). 

Proost!

donderdag 12 mei 2016

Over een kapotte wasmachine en eindelijk het water op

Goede vaart vandaag! 
Meldt het lichtbord bij de spoorbrug van Grou. 
Hoezo vandaag? Alleen vandaag? Terwijl we net aan onze vaartocht naar Denemarken zijn begonnen? 
Ja, we zijn weer onderweg. Het heeft wat hoofdbrekens gekost, laat ik maar zeggen er was enige irritante vertraging met de voorbereiding van de reis.

Gisteren is eindelijk de wasmachine op zijn plek gezet en doet nu waarvoor hij ontworpen is.Voordat we besloten hem naar de reparateur te brengen had hij al langer last van klepperende geluiden tijdens het centrifugeren. We hadden al veel eerder aan de bel moeten trekken. 
Als ondeskundigen dachten we dat het zo hoorde omdat de machine misschien niet waterpas stond. Toen we hem op de werf met de timmerman eruit haalden en van binnen bekeken, bleek het betonblok dat er voor zorgt dat de trommel tijdens het wassen min of meer op zijn plaats wordt gehouden, in twee delen gebroken te zijn. Het klepper-verhaal had een gegronde reden en de garantie bleek verlopen. Waarschijnlijk was de machine al kapot toen we hem kochten, voor een gereduceerd prijsje omdat er een lichte uitwendige kras op de zijkant zat. 

Maar o wonder, daar was Piet de witgoed man, die het maar niks vond, dat van het betonblok en de garantie. Dus hij heeft de importeur bewerkt en kreeg het voor elkaar dat zij  de onderdelen zouden vergoeden en wij alleen voor het werkloon opdraaien. De onderdelen die uit Italië moesten komen hadden het onderweg moeilijk, ze waren niet bestand tegen de reis, mogelijk door de summiere verpakking. ze kwamen tot 3 maal toe gebroken of in de verkeerde maat aan bij Piet. Laat nu 3 Dagen voordat we wilden vertrekken een 4e betonblok heel zijn aangekomen. Chapeau voor Piet. Grote sterke Piet heeft hem vrijwel in zijn eentje aan boord getild en Nienke, als de meest lenige van ons twee heeft de slangen aangesloten onder ons bed. 

Het lijkt wel of we allerlei probleempjes in viervoud op ons dak krijgen, de motor, de wasmachine, de klemmende salondeuren(4deuren). Misschien moeten we ook wel 4 dagen wachten voor we het zoute water op kunnen door de wind die meer dan Bf4 uit de verkeerde hoek waait.
Mijn lieve moeder zaliger, zou zeggen dat er ergens een paar planeten retrograde lopen, wat niets meer zegt dan dat die hemellichamen schijnbaar de verkeerde kant op bewegen. Het mooie nieuws is dat we weer aan boord zijn en dat we kunnen varen, alles lijkt te werken en een paar slechtweer-dagen zullen ons humeur niet verstoren.

We houden er rekening meer dat we pas volgende week gunstige omstandigheden krijgen oostwaarts te varen. Liefst gingen we buiten om de eilanden naar Cuxhaven. Een langzamere route gaat via de Duitse wadden over alle wantijen. En als het allemaal toch te onstuimig blijft kunnen we altijd nog over de Eems en het Küstenkanaal, naar Bremerhaven, alwaar we vandaar over het kanaal via Ottendorf op de Elbe komen. Brunsbuttel is dan niet ver meer. 

Het blijft spannend, niet eerder maakten we de tocht met een motorboot in plaats van een zeilboot.
Nog niet ver van Sneek hebben we in de buurt van Eernewoude ons schip vastgeknoopt aan een geheime wal, lekker uit de wind. 
Dag 1, de spits is er af.