Het plan om vanuit Emden naar Wilhelmshaven en vandaar over het wad naar Bremerhaven te varen hebben we los gelaten.
De Kaiserbalje over het wad in de Jade is volgens de twee Duitsers uit Wilhelmshaven, die we in Appingedam raadpleegden, een onbetrouwbaar en lastig te bevaren wantij. Er staat bij hoogwater veel water, maar de prikken zijn slecht onderhouden en staan soms onder water. Bij noordwesten wind staan er al snel brekers door richels in de bodem. Je hebt slechts 1- 1 1/2 uur de tijd om over twee wantijen te gaan.
De plaatselijke zeil-en motorbootclub organiseert jaarlijks in het voorjaar een begeleide tour over de Kaiserbalje. Helaas waren we daar te laat voor.
Om er dan toch voor te kiezen naar de Oostzee te varen, is er vanaf Delfzijl behalve de route over zee en het Duitse wad alleen de route over de Eems en het Küstenkanaal, een route die we vorig jaar ook volgden, toen we naar Berlijn gingen. Een veilig alternatief gezien het onbetrouwbare wisselvallige weer.
Dus we voeren de Eems op, aanvankelijk nog hobbelig door de grote coasters die ons met een rotgang voorbij voeren richting Emden.
Het was een feest. Voor Emden werden we gefilmd door een televisieploeg aan boord van de Duitse en de Nederlandse kustwacht die met ons opvoeren. De Nederlandse kustwacht liet even zien hoe hard ze kon varen, terwijl er van af de Duitse kustwachtboot werd gefilmd. En laten wij nu met ons schip net ik hun blikveld liggen.
Het snelle rondje om ons scheepje, resulteerde wel in een golf die we als een paard, springend over een hoge heg, moesten bedwingen. Teckel Bo werd verticaal gelanceerd en belandde boven op de tafel. Wij zelf hadden ons gelukkig voorbereid door twee kussens op onze hoofden te zetten die we klaar hebben liggen in geval van dit soort waterhobbels. Motorboot-varen is echt anders dan zeilen. Al was het met onze Cornish Crabber eveneens geen pretje als we opgelopen werden door een haastige Urker visser bij een tochtje naar Terschelling.
Ons feestje ging nog een paar uur door. Naarmate de vloedstroom doorzette, voeren we op de Eems steeds harder. Gaan we normaal 10-11 km per uur bij een toerental van 1900 rpm, raceten we nu met een snelheid van 17-18,5 km per uur de Eems op. In een super-vlugge scheet waren we bij Papenburg en scheurden langs de Meyerwerft, waar we besloten ons nog maar wat verder mee te laten sleuren naar de eerste sluis, de Herbrum-sluis.
Alles zat mee en rond 21 uur hadden we de sluis gepasseerd samen met een Nederlands vrachtschip, die het achter de sluis voor gezien hield, en afmeerde om daar te gaan slapen.
Een kilometer achter de sluis vonden we een klein idyllisch jachthaventje waar we onze oren op het kussen hebben gelegd.
Nu we wederom dit stuk hebben gevaren, valt het ons op hoe mooi dit deel van de Eems is. Eén en al natuurgebied en prachtige oevers met zelfs een paar zwarte Wisenten of Bisons in de wei.
Is het water van de Eems aanvankelijk erg modderig, na de sluis is het helder zwart, een diep zwart zoals je dat verwacht in moerassige gebieden.
Voor het eerst hebben we de fenderplank gebruikt. Twee fenders in het midden van het schip en daar buiten op een plank die we met twee lijntjes aan railing hangen. Ideaal in een sluis met zogenaamde "Spundwanden". Die wanden bestaan uit metalen U-delen die beurtelings naar buiten en naar binnen zijn gericht. Een fender past er precies tussen en kan datgene waarvoor hij is bedoeld niet waarmaken. De plank als overbrugging tussen de ribbels lost het probleem op. Lekker stijgen en dalen zonder krassen.
We verwonderen ons over al het rijke jonge groen. De vogels delen hun gezang in een groots opgezet concert. De meimaand bekoort ons telkens weer.
Nu even rust in Surwold, morgen naar Oldenburg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten